Niet
alleen de kunst, maar ook onze gehele maatschappij heeft de laatste
100 jaar een versnelde ontwikkeling gekend. Deze ontwikkeling bracht
een doorgedreven specialisatie met zich mee binnen de verschillende
vakgebieden.
Een
gevolg van de verregaande specialisatie is dat mensen, in hun
hoedanigheid van expert, kwesties vooral binnenin het vakgebied gaan
contempleren. Niet zelden worden de meest gedreven exemplaren onder
hen
– passionele
mensen –
zo
opgeslorpt door de verfijndheden van hun vakgebied – een wereld op
zich – dat ze hun vak gaan beschouwen, overdenken en evalueren
zonder voorbij de grenzen van dit vakgebied te kijken, zonder
mogelijke gevolgen op grote schaal en op lange termijn te overdenken.
Dit is een fatale fout.
De
wetenschapper (en iedereen die het aanschouwde), stond verbluft van
de tour de force die zijn uitvinding de verbrandingsmotor was
en de enorme toepassingsmogelijkheden die deze zich meebracht; iedere
expert kon er wel gebruik voor vinden binnen zijn vakgebied, zij het
nijverheid, vervoer, scheepvaart, robotica, … Pas toen de
verbrandingsmotor onherroepelijk geïntegreerd was in ons dagelijks
functioneren, viel het ons op dat verbrandingsgassen op grote schaal
en op lange termijn een ernstig probleem vormen. Zo zijn er vele
voorbeelden aan te halen; piepschuim, bijvoorbeeld, dat 75 jaar na
zijn uitvinding blijkt onherroepelijk in de voedselketen
terechtgekomen te zijn. Terwijl men in die tijdsperiode makkelijk een
alternatief had kunnen vinden indien men niet compleet weggesleept was door de roes van een nieuwe ontdekking.
De
fundamentele oorzaak van dit gebrek aan nuchterheid in het aanzien van nieuwe doorbraken is te wijten aan een tekort aan holistisch denken, en te grote absorptie en
specialisatie binnen het eigen vakgebied, waardoor men het grotere
geheel, namelijk het welzijn van de wereld en de beschaving, uit het
oog verliest. Experten verliezen vaak the big picture uit het oog, namelijk dat alles elkaar beïnvloedt, niet altijd met een schok, maar vaak traag en gestaag zich op lange termijn wijd kan vertakken en langs deze weg onvoorziene gevolgen hebben die soms moeilijk terug te traceren zijn.
Dit
verschijnsel van teveel op het eigen vakgebied teruggetrokken te
zijn, vinden we ook in de kunstwereld terug. Kunstenaars,
kunstcritici en kunstfilosofen die verwoede pogingen ondernemen om
doorbraken te maken, bezinnen zich vooral over wat hun werken kunnen
betekenen ten overstaan van hun peers. De afgelopen
decennia zijn vele experten kunst gaan beschouwen als een hermetisch
afgesloten terrein waar anything goes. Alsof wat daar
gefabriceerd wordt, geen invloed zou hebben op het welzijn van mens en
beschaving.
Echter, kunst
bestaat niet in een vacuüm. Het wordt gepromoot, verhandeld en
getoond. Meer nog, kunst wordt gezien als het opperste product dat
een maatschappij kan voortbrengen – het zijn objecten,
muziekstukken, verhalen die bedacht en gebracht worden door lieden met uitzonderlijke geachte talenten en visie. De
kunstenaar is een pièce unique, een verheven eigenaardigaard die über-producten schept die een grote uniekheid bezitten omdat alleen hij ze zo geweldig kan brengen of bedenken.
Hoewel
men kan argumenteren over de emotionele of monetaire waarde die we
kunst toebedelen, die vaak afhankelijk is van idolatrie of het
sociale klimaat, kan men niet argumenteren over de rol die kunst
uitoefent krachtens haar aanzien.
Iedere
beschaving koestert zijn kunstwerken. Ze worden gevonden in en op
tempels, paleizen en musea. Ze worden verhandeld tegen grote bedragen, buitgenomen in oorlogen. Mensen komen van heinde en verre om
ernaar te kijken: de mens kijkt op naar zijn kunst. Indien hij er
niet naar opkijkt, is het fair om te zeggen dat het geen of erg slechte kunst is. Deze werken zal hij negeren, en ze zullen verloren gaan. We kunnen kunst dus makkelijk definiëren als de producten die een beschaving in haar
hoogste aanzien houdt.
Omdat
men opkijkt naar kunst, krijgt kunst de facto een inspirerende
of leidende rol. De psychologie heeft aangetoond dat de mens zijn
gedrag afstelt op datgene waar hij naar opkijkt. Vooral in de puberteit komt dit het zeer sterk tot uiting. Desalniettemin, blijft dit mechanisme de rest van ons leven in meestal getemperde mate actief. Men kan niet loochenen
dat kunst de menselijke psyche beïnvloedt. Wanneer men opkijkt naar
een kunstwerk, absorbeert men voor een stuk wat het in zich draagt (tenzij men de boodschap erachter verwerpt en alleen het vormelijke aspect erkent). Hoe meer de mens ernaar
opkijkt, hoe meer het kunst is, en hoe groter de invloed het heeft. Hoe onbevangener hij ernaar opkijkt, des te meer neemt hij ervan in zich op.
Kunst
is altijd al een middel geweest om ideeën die leven binnen mens
of beschaving gestalte te geven (cfr. zelfexpressie). Sommige
lieden met bijbedoelingen hebben in de loop van de geschiedenis de
macht van kunst aangewend voor politieke doelen. Dit bereikte zijn
hoogtepunt in de 20ste eeuw met de massale propaganda van het
Europese en Aziatische communisme en de nazi's, die kunst
doelgericht inzetten als middel om wereldlijke macht te vergaren via
oorlogen en bloedvergieten. Net ervoor, tijdens de eerste
wereldoorlog, had het zelfbeeld van de Europeaan een zware klap
toebedeeld gekregen, waarop de kunstenaars zelf, op eigen houtje, het
welzijn van mens en beschaving uit hun ambities schrapten: de
Dadaïsten gaven gestalte aan hun walging en de absurditeit van het
mensdom. Deze idee – kritiek hebben, walging tonen, shockeren –
resoneert tot op heden in het hart van de moderne kunst.
Hoewel hun sentiment begrijpelijk was,
constructief was het niet, dat was immers niet hun bedoeling. Zowel
qua inhoud als de manier waarop, draagt hun defaitistische houding in
extremis bitter weinig toe aan het welzijn van mens en beschaving. Het is natuurlijk wel goed om kritiek te hebben op wantoestanden, maar de ontwikkelingspsychologie (een wetenschap) heeft duidelijk aangetoond dat het
voortdurend bekritiseren en aan de kaak stellen van gebreken en
stommiteiten de slechtste manier is om de menselijke psyche te vormen. En dat is nu precies wat kunst en cultuur doen: zij vormen onze visie, onze psyche. Kinderen die op een dergelijke manier opgevoed worden, zijn de eersten om mentale stoornissen te ontwikkelen.
Waar
zijn we dan mee bezig? Wat voor een zelfbeeld hangen we op en wat is daarvan de psychologische weerslag? Men mag nooit uit het oog verliezen dat
kunst een vormgevende factor is voor onze beschaving, omdat kunst dát is waar men naar opkijkt. De mens maakt kunst, kunst creëert
een cultuur, een cultuur vormt een beschaving, en een beschaving
produceert een bepaald soort mens die op zich een bepaald soort kunst
maakt.
Wanneer
massaal veel kunstenaars hier geen rekening mee houden, leidt dit tot
een stuurloze situatie. De meest doorgedreven kunst-expertise leidde
tot de steeds experimentelere kunstvormen, die gefundeerd zijn in
kunsttheorieën gebaseerd op kunsttheorieën die op hun
beurt gebaseerd zijn op weer andere kunsttheorieën, enzovoort. Kunst
wordt gemaakt voor de criticus, de kunstfilosoof, de verzamelaar,
maar niet voor de mensheid. De zeer ver doorgedreven
ontwikkeling van moderne kunstvormen is nagenoeg uitsluitend gefocust op
evolutie binnen het vakgebied, en deze evolutie staat uitsluitend ten
dienste van het vakgebied. De experten zijn al lang out of touch
met het geheel (de maatschappij) en wat kunst daarin kan betekenen.
Het publiek slonk tot een kleine schare van experts (verzamelaars,
critici, kunstenaars), de enigen die nog van hun expertise opkijken, maar hun 'opkijken' staat ook geheel in functie van het vakgebied (bijvoorbeeld verzamelaars die kunst kopen als belegging eerder dan uit oprechte bewondering).
Om
kunst geliefd te maken bij een bevolking hoeft die niet plat en
commercieel te zijn. Dat is een verkeerde opvatting. Mensen moeten
een reden hebben om op te kijken naar kunst, en die reden moet relevant zijn voor hen. Als kunst erin slaagt om
werkelijk het welzijn van mens en beschaving te koesteren – of deze
zelfs te verhogen, zal er altijd een breed en dankbaar publiek voor zijn.
Het zal een positief effect hebben op onze cultuur, onze graad van
beschaving en de kwaliteit van onze samenleving. Het zal grandioos
zijn. Deze kunst zal in door iedereen in hoog aanzien gehouden
worden, van aristocraat tot plebejer, en zal altijd haar relevantie
behouden omdat ze gekoppeld is aan het welzijn van de mens, een onveranderlijk belang. Ons welzijn omvat ons
vermogen tot kritisch denken evengoed als ons vermogen om sociaal,
gelukkig, en briljant te zijn.
Een
holistisch kunstbesef legt zowel kunstenaars, kunstfilosofen en
kunstcritici eisen op die de grenzen van hun vakgebied ver
overstijgen en doordringen tot wat essentieel is. Zonder alle vakgebieden in het grote kader te plaatsen, kunnen we ons welzijn, onze
evolutie, onze toekomst, nooit zekerstellen. Het ontwikkelen van een goed holistisch
begrip nodigt verder uit tot een dialoog tussen experten uit allerlei
terreinen (psychologie, sociologie, ecologie, filosofie, geneeskunde,
sport, business, leger, overheid, spiritualiteit, kunst...) wat
bijdraagt tot een algemene ontwikkeling van de eigen psyche.
–
Wim
Van Aalst, 27 september 2015